Over het verschil tussen resultaat en zorguren

(Samenvatting dossier 5043)

Mevrouw Van D. doet een beroep op de gemeente Rotterdam voor hulp in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning. Ze heeft een aantal lichamelijke problemen en moet binnenkort aan haar hand geopereerd worden. Mevrouw Van D. komt in aanmerking voor een getrapt ondersteuningsarrangement. Aafje geeft invulling aan het arrangement en stelt een leveringsplan op. Mevrouw Van D. krijgt in 1e instantie onder andere 3 uur huishoudelijke hulp per week en per dag 3 maaltijden. Later wordt dat minder omdat haar hand in de loop der tijd zal herstellen.

Mevrouw Van D. klaagt dat zij niet alle hulp en zorg heeft ontvangen. In een zorgplan was bijvoorbeeld opgenomen dat zij 3 maaltijden per dag nodig had. Om de maaltijden te kunnen verzorgen is afgesproken dat van de 3 uur huishoudelijke hulp, per week (het budget van) 1 uur besteed zou worden aan het verzorgen van 2 broodmaaltijden per dag. Dit is niet gebeurd. Zij heeft ook niet alle weken voldoende huishoudelijke ondersteuning gekregen.

De gemeente verwijst naar de thuishulporganisatie en het CAK. Zij ziet voor zichzelf geen taak weggelegd, omdat volgens haar de resultaten gehaald zijn. De gemeente geeft uitleg dat deze resultaten niet naar uren omgerekend kunnen worden omdat de verordening daar niet vanuit gaat.

De ombudsman vindt de reactie van de gemeente bureaucratisch. Weliswaar kent de gemeente op grond van de verordening resultaten toe, maar de thuiszorgaanbieders vertalen dat weer in uren. Het is logisch dat een burger dan naar het aantal uren kijkt. De theoretische werkelijkheid van de gemeente sluit bij de Wmo nauwelijks aan bij de praktische werkelijkheid van de hulpbehoevende Rotterdammer. Bovendien houdt de reactie geen rekening met de afhankelijke en kwetsbare positie van mensen die een beroep op de Wmo moeten doen. Juist omdat deze mensen ziek of hulpbehoevend zijn, zouden zij niet zoveel moeite moeten hoeven doen.

In de reactie op de bevindingen schrijft de gemeente dat zij ondanks haar standpunt dat de resultaten zijn gehaald, uit coulance de eigen bijdrage van het CAK aan mevrouw Van D. wil vergoeden. De gemeente benadrukt dat dit niet betekent dat de gemeente vindt dat mevrouw Van D. onvoldoende zorg heeft gehad.

De ombudsman kan instemmen met de vergoeding van de gemeente aan mevrouw Van D., maar is teleurgesteld dat de gemeente na het toekennen van het Wmo-arrangement verder geen rol voor zich ziet weggelegd bij de controle of de Rotterdammer de benodigde hulp ook daadwerkelijk krijgt. Dat strookt niet met de verantwoordelijkheid van de gemeente op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning.