“Waarom krijg ik niet direct hulp? Ik kan geen 5 minuten op mijn benen staan”

(dossier 13.1131) 3 februari 2015

De heer S. dient een klacht in bij de ombudsman omdat hij vindt dat de gemeente zijn aanvraag, voor huishoudelijke verzorging, niet goed heeft afgehandeld.

De heer S. is een alleenstaande man van 70 jaar die een ingrijpende operatie heeft ondergaan en kort daarna uit het ziekenhuis is ontslagen. Hij kon geen, of slechts een zeer beperkt, beroep op familie en/of vrienden in de buurt doen. De transferverpleegkundige verbonden aan het ziekenhuis heeft namens de heer S. een aanvraag voor huishoudelijke verzorging ingediend. In die aanvraag stond vermeld dat thuiszorg nodig was bij het zwaar huishoudelijk werk en de algemene dagelijkse levensverrichtingen.

Een Wmo-adviseur van de gemeente neemt, na ontvangt van de aanvraag,  telefonisch contact op  met de heer S. Hij heeft toen aangegeven dat hij direct hulp nodig had. Er was, volgens de Wmo-adviseur, in het geval van de heer S., op basis van de beschikbare informatie echter sprake van uitstelbare taken en geen sprake van acuut noodzakelijke inzet van de huishoudelijke verzorging zoals in de (toen geldende) werkinstructie is vastgesteld. De heer S. zou pas na 15 werkdagen (3 weken) zorg kunnen krijgen maar dat wilde hij niet.

De gemeente besluit dat de heer S. een maand na zijn operatie huishoudelijke verzorging krijgt, om de volgende resultaten te bereiken:

1) een schoon en leefbaar huis;

2) het beschikken over schone en draagbare kleding.

De heer S. heeft de medewerker van de zorgaanbieder die zich, een maand na de operatie, bij hem meldde weggestuurd. De heer S. heeft uiteindelijk geen huishoudelijke verzorging gekregen.

De ombudsman stelt een onderzoek in, neemt inzage in het dossier van de heer S. en hoort de Wmo-adviseur. Hierna formuleert de ombudsman zijn oordeel. De ombudsman vindt het niet passend dat de gemeente de heer S. pas na een maand de hulp geeft om een schoon en leefbaar huis te hebben en te beschikken over schone en draagbare kleding. De heer S. was niet in staat deze taken zelf uit te voeren en hij had niemand die dit voor hem kon doen.

Naar het oordeel van de ombudsman waren deze taken in het geval van de heer S. niet uitstelbaar. De ombudsman vindt dat de urgentie van de situatie van de heer S. door de gemeente niet goed is ingeschat. In dit geval is sprake van onvoldoende maatwerk. Het op de letter volgen van de voorschriften in de werkinstructie, deed geen recht aan de specifieke omstandigheden van de heer S. De uitkomst van de afweging van de relevante feiten en omstandigheden was onredelijk. De gemeente heeft in strijd gehandeld met de behoorlijkheidsvereisten Maatwerk en Redelijkheid.