Klacht over bankafschriften voor het AOW-tegoed te laat afgehandeld

(samenvatting dossier 2016.515/2751) Rotterdammers met een AOW-uitkering en een laag inkomen komen in 2015 in aanmerking voor het zogenaamde AOW-tegoed. Het tegoed is gekoppeld aan de Rotterdampas en kan worden besteed in geselecteerde winkels. Mevrouw D. vraagt op 10 september 2015 het AOW-tegoed aan. De gemeente vraagt aan mevrouw D. om haar bankafschriften en inkomensspecificaties van de afgelopen 3 maanden op te sturen. Mevrouw D. vindt dit niet nodig omdat zij 10 maanden daarvoor in het kader van andere aanvragen gegevens over haar inkomsten aan de gemeente heeft verstrekt. Op 29 oktober 2016 dient zij een klacht in bij de gemeente. Pas na 16 weken, op 17 februari 2017 reageert de gemeente op de klacht van mevrouw D. met uitleg over waarom de gemeente de gegevens nodig heeft.

Op 18 januari 2016 stuurt mevrouw D. de gevraagde gegevens voor de zekerheid naar de gemeente ondanks het feit dat zij op dat moment nog geen reactie op haar klacht heeft gekregen. De gemeente neemt de aanvraag niet meer in behandeling omdat mevrouw D. te laat is. De deadline was 31 december 2015.

De ombudsman stelt vast dat de gemeente de aanvraag AOW-tegoed van mevrouw D. niet op basis van de eerder door haar verstrekte inkomensgegevens kon beoordelen, omdat er voor de verschillende aanvragen verschillende toetsingsvoorwaarden gelden. Daarnaast is de ombudsman van oordeel dat de gemeente met de late afhandeling van de klacht niet voldaan aan heeft aan haar plicht om mevrouw D. hier goed en tijdig over te informeren. De gemeente dient immers binnen 4 weken op een klacht te reageren. De ombudsman vindt dat de gemeente de aanvraag van mevrouw D. in behandeling had moeten nemen met de gegevens die zij op 18 januari 2016 heeft opgestuurd. Dit was naar het oordeel van de ombudsman een passende oplossing van de gemeente geweest voor de late afhandeling van de klacht van mevrouw D.

De ombudsman doet de gemeente de aanbeveling het AOW-tegoed 2015 alsnog op de Rotterdampas van mevrouw D. te storten of indien dit niet mogelijk is, haar voor hetzelfde bedrag te compenseren. De gemeente neemt de aanbeveling van de ombudsman niet over omdat zij vindt dat mevrouw D. voldoende gelegenheid heeft gehad om de gevraagde gegevens tijdig in te dienen.

De ombudsman betreurt de opstelling van de gemeente. De burger wordt aan de ene kant strikt aan de termijnen gehouden met alle consequenties van dien, hoewel duidelijk invoelbaar is dat er onduidelijkheid is. Aan de andere kant overschrijdt de gemeente zelf fors de termijnen, maar verbindt daar voor zichzelf geen enkele consequentie aan.