“Ons huis trilt”

(dossier 2013.176)

De (voormalige) deelgemeente Kralingen-Crooswijk besluit in de jaren 2005 en 2006 in de Jericholaan verkeersdrempels aan te leggen omdat er een 30-km zone wordt ingesteld. Eén drempel ligt voor het huis van de buren van de heer en mevrouw H.
In 2009 richt de deelgemeente de Jericholaan opnieuw in en krijgen de heer en mevrouw H. de verkeersdrempel vlak voor hun huis. Zij vinden dat de deelgemeente niets doet aan de overlast die zij ervaren door trillingen van de verkeersdrempel. Volgens de heer en mevrouw H. hebben de trillingen schade aan de muren van hun woning veroorzaakt.

Oordeel van de ombudsman over de eerste klacht dat de deelgemeente de klachten van de heer en mevrouw H. over de verkeersdrempel niet goed afhandelt.
De ombudsman stelt vast dat de heer en mevrouw H. al in 2007 hebben aangegeven overlast door de verkeersdrempel te ervaren en dat vanaf 2009, door de verplaatsing van de verkeersdrempel naar voor hun huis, de overlast is toegenomen. De deelgemeente heeft naar aanleiding van de klachten van de heer en mevrouw H. geen metingen laten verrichten omdat er in de voorbereiding van het plaatsen van de verkeersdrempel en kort daarna al metingen zijn verricht. De ombudsman vindt dat de deelgemeente wel onderzoek had moeten (laten) doen naar de trillingen om daarover een onderbouwd standpunt te kunnen innemen. De meting voor de plaatsing van de verkeersdrempel geeft immers alleen een theoretische uitkomst. De meting na plaatsing van de verkeersdrempel vond plaats binnen een week na de plaatsing. Pas als de drempel enige tijd ligt kan een onderzoek uitwijzen welke trillingen en mogelijk overlast er in de praktijk zijn.

De ombudsman is van oordeel dat de deelgemeente in strijd heeft gehandeld met de behoorlijkheidsvereisten Luisteren naar de burger en Goede motivering.

Beslissing van de ombudsman over de tweede klacht dat de deelgemeente ten onrechte geen metingen naar de trillingen verricht.
De ombudsman heeft in het kader van zijn onderzoek een onafhankelijke deskundige een onderzoek naar de trillingen door de verkeersdrempel laten verrichten. De deskundige heeft de onderzoeksresultaten in een rapport verwerkt. In het rapport staat dat het ontstaan van trillingsschade aan het huis van de heer en mevrouw H. door de gemeten trillingen zo goed als uitgesloten wordt. De ombudsman besluit zijn onderzoek naar de klacht te beëindigen zonder daar een oordeel aan te verbinden. De ombudsman vindt dat er, na zijn tussenkomst, met de vaststelling van de feiten over de trillingen in het rapport voldoende aan de klacht van de heer en mevrouw D. tegemoet is gekomen. De ombudsman ziet op grond van het rapport van de deskundige geen aanleiding om de gemeente aan te bevelen maatregelen te treffen.