De Rotterdammer wordt nog steeds bekeken!

(samenvatting dossier 2016.916/2640) Volgens de Wet Basisregistratie Personen (Wbp) dient iedereen die meer dan 2/3e van de tijd op een bepaald adres verblijft, zich bij de gemeente op dat adres in de Basisregistratie Personen (BRP) in te schrijven. Gemeentes moeten dat controleren.

Ieder voorjaar vergelijkt de gemeente Rotterdam de bestanden van de Basisregistratie Personen met de bestanden van nutsbedrijven. Als daaruit blijkt dat op een bepaald adres gas, water of licht wordt verbruikt, maar er niemand staat ingeschreven, dan onderzoekt de gemeente of er toch niet iemand woont.

Op 1 juli 2015 gaat een interventieteam op bezoek bij een appartement in eigendom van de heer S. De heer S. woont er zelf naast. De heer S. vindt het bezoek een onnodige inbreuk op zijn privacy. Hij vraagt waarom er niet vooraf bij hem als eigenaar is geïnformeerd. Dan had hij de gemeente kunnen informeren en was een bezoek niet nodig geweest.

De ombudsman vraagt de gemeente naar de reden van het bezoek. De gemeente geeft daarop informatie over de aanleiding en nodigt de heer S. uit voor een gesprek. De lucht lijkt geklaard en de ombudsman sluit de klacht op 21 april 2016 af.

5 weken later op 27 mei 2016 komt de gemeente echter weer op bezoek bij hetzelfde adres. De heer S. kan dit niet begrijpen, zeker omdat de gemeente volgens hem volledig op de hoogte is van alle omstandigheden en de situatie niet is veranderd.

Naar aanleiding van het onderzoek naar deze klacht verwijst de ombudsman naar zijn aanbeveling uit het rapport ‘INTERVENTIETEAMS: KIJKEN EN BEKEKEN WORDEN, Een onderzoek naar de dagelijkse praktijk van de Rotterdamse interventieteams’: ‘Houdt een deugdelijke (schriftelijke of digitale) registratie bij van de afweging die gemaakt wordt naar aanleiding van binnengekomen signalen, die aanleiding zouden kunnen zijn voor een huisbezoek. Deze registratie dient te allen tijde uitsluitsel te geven over de beantwoording van de vragen naar proportionaliteit en subsidiariteit van een huisbezoek.’ Het college stelde toen dat deze afweging in de meeste gevallen ambtelijk wordt gemaakt en schriftelijk wordt vastgelegd en dat dit een vereiste is in het Protocol Huisbezoeken.

Naar aanleiding van de klacht van de heer S. doet de ombudsman aanvullend de aanbeveling om ervoor te zorgen dat uit het KetenSysteem Pand en Persoon duidelijk blijkt dat er sprake is van een bijzondere situatie zodat deze betrokken kan worden bij de afweging om wel of niet een huisbezoek af te leggen.

In reactie op de aanbeveling laat de gemeente weten dat het technisch niet mogelijk is om in het KetenSysteem Pand en Persoon aantekeningen te plaatsen. Die mogelijkheid is er wel in de BRP. De gemeente zal als dat nodig is in de BRP een aantekening maken en deze informatie meewegen bij het samenstellen van de lijsten met bezoekadressen.

De gemeente is echter van mening dat het appartement van de heer S. niet voor zo’n aantekening in aanmerking komt, omdat hij het pand onder meer gebruikt voor tijdelijke verhuur. Ook tijdelijke huurders moeten aangifte doen van verhuizing. Als in komende jaren op het adres niemand ingeschreven staat, maar wel gas, water en licht wordt afgenomen, zal de gemeente toch weer een bezoek afleggen.

De ombudsman is tevreden dat de gemeente aantekeningen in de BRP zal maken en die zal meewegen bij de beslissing al dan niet een huisbezoek af te leggen. De ombudsman ziet echter niet in waarom de gemeente 5 weken na aanpassingen in de BRP met betrekking tot dit appartement en het afsluiten van de klachtbehandeling, het toch nodig vond om een huisbezoek af te leggen.